Kweekinformatie

Winterharde SoortenWater, voeding, en licht
StandplaatsSnoeien
PotgrondZaaien
OngedierteStekken
Behandeling van zaailingenBestuiven
HybridenPassievruchten

Winterharde soorten

Passiebloemen zijn tropische planten. Sommige soorten groeien hoog in de bergen waar de temperaturen vooral ‘s nachts flink kunnen dalen. Enkele soorten hebben zich in de Verenigde Staten gevestigd. Zowel de tropische bergsoorten als de soorten met een noordelijke verspreiding kunnen wat kou verdragen. Gemiddeld genomen leven Passiflora’s in de tuin zo’n 5 jaar. In die tijd heeft uw plant duizenden bloemen gehad.
Het is een goed idee om elk jaar wat stekken te maken en die u binnenshuis te overwinteren. Als er een strenge winter komt kunt u gewoon uw stek in de tuin zetten. Overleeft uw plant de winter, dan kunt u uw stekken weggeven of ruilen.
Wordt niet nerveus als uw plant doodgaat, planten hebben, zoals alle levende wezens, een beperkte levensduur. Bedenk ook dat een bos bloemen net zo duur is als een Passiflora en die bos bloemen gaat al na een week de vuilnisbak in!

In ons Nederlandse klimaat zijn slechts twee soorten redelijk winterhard. De bekendste zijn de veel gekweekte Passiflora caerulea (= blauw) en de in 1879 door Constance Eliott in Engeland ontdekte witte cultuurvariëteit van deze soort, Constance Eliott.
De volgende hybriden hebben een (matige) kans in de lage landen te overleven: ‘Purple Haze’, ‘Amethyst’ en ‘Incense’. Planten die u in de volle grond wilt kweken moeten in ‘t voorjaar worden uitgeplant, zodat ze goed diep kunnen wortelen. Om dezelfde reden moet de grond luchtig, en goed doorlatend te zijn. Bij zware kleigrond zullen de wortels aan de oppervlakte blijven en zodoende kwetsbaarder zijn voor vorst.
Dit geldt in het bijzonder voor P. incarnata (= vleeskleurig) uit de zuidelijke U.S.A. Deze soort wil ook zanderige grond omdat hij een dikke penwortel vormt. Dit wortelstelsel moet ‘s winters droog gehouden worden om rotting te voorkomen. ‘s Winters sterft P. incarnata bovengronds af. Om dan weer aan de groei te komen is veel licht en warmte nodig. Aangezien ons klimaat dat maar voor een heel korte periode kan bieden is er niet voldoende tijd om tot bloei te komen, laat staan de vorming van vruchten (rijpingstijd ± 3-4 maanden.) Kortom deze P. incarnata is minder geschikt voor de tuin maar wel uitermate geschikt voor de koude kas!


Standplaats

De meeste Passiflora’s houden van veel licht dus zet ze lekker in het zonnetje. Het belangrijkste is dat ze goed beschut staan. Planten die achter of onder glas in de volle zon staan moeten worden beschermd om bladverbranding te voorkomen. Als u in het voorjaar uw planten naar buiten verplaatst is er in het begin wel enige bescherming nodig. Zet de planten buiten op een bewolkte dag. De bladeren zijn ongeveer net zo gevoelig als uw eigen huid, dus laat de planten voorzichtig wennen aan de zon. Als ze eenmaal gewend zijn verdragen veel soorten volle zon, zonder enige bescherming.
De Bananenpassiebloemen (de Tacsonia-groep) zoals b.v. P. mollissima komen oorspronkelijk uit hoger gelegen gebieden in Zuid-Amerika. Deze soorten verlangen ‘s zomers wat koelte en vochtigheid. Ze zijn dus ongeschikt voor een te hete broeikas. Zet ze ‘s zomers buiten en spuit bij warm weer regelmatig de hele plant nat.
Meer informatie per soort vindt u in de plantenlijst, de catalogus en het boek “Passiebloemen“.


Potgrond

Doorgaans zijn Passiflora’s niet veeleisend. Dus gewone potgrond voldoet goed. Mijn voorkeur gaat echter uit naar een mengsel van turf, scherp zand, vezels (cocopeat) eventueel wat perlite en/of gecomposteerde boomschors. Het voordeel van cocopeat is dat het makkelijk vocht opneemt en vasthoudt en ook na uitdrogen weer direct nat te krijgen is. Dit in tegenstelling tot turf wat na uitdroging zeer moeilijk weer vocht opneemt.

De meest gewone potgrond bevat een behoorlijke hoeveelheid turf en mag dus nooit geheel uitdrogen.


Water, voeding en licht

De kunst is om deze drie factoren in evenwicht te houden. Worden de dagen korter en vertraagt de groei, dan geen voedsel meer geven en minder water. Om te vroeg uitlopen in de winter te voorkomen, dient de plant koel (7-12 ° C) gehouden te worden en aan de droge kant. Het water geven is natuurlijk afhankelijk van het formaat van de pot. In de winter mag de plant niet nat worden, dit kan stam- en wortelrot en schimmel veroorzaken. Maak alleen de potgrond nat en zorg dat het water op kamertemperatuur is. Bij weinig licht in de winter zullen de meeste Passiflora’s blad verliezen. Dit hoeft op zich, voor een plant in rust, geen probleem te zijn.


Snoeien

Over het algemeen is het niet nodig Passiflora’s te snoeien. Wel om vorm aan de plant te geven, de plant te groot wordt of als de als kuipplant gekweekte passiflora ‘s winters naar binnen moet. Terugsnoeien tot 1-2 meter (afhankelijk van het aantal vertakkingen). In ‘t voorjaar kan het best beoordeeld worden wat de zwakke uitlopers zijn.
NB. P. racemosa is gevoelig voor snoeien. Deze soort vormt haar bloemtrossen op oud hout.


Ongedierte

Tijdens de winterrust zijn de planten het gevoeligst voor ongedierte en ziektes.

Wolluis
Dit is de ergste belager. Controleer schutblaadjes, onderkant blad, containerrand etc. Wegnemen zo gauw ze gesignaleerd worden. Als het toch uit de hand loopt kunnen alleen nog heel grove bestrijdingsmiddelen uitkomst bieden en dat is weer niet best voor het milieu.

Meeldauw
Is te bestrijden met bitterzout (magnesiumsulfaat) opgelost in water. Dit is een oud middel en prima toepasbaar.

Spint
Komt voor bij te droge en te warme atmosfeer (vooral P. helleri). Bestrijding? Gewoon de tuinslang erop.

‘s Zomers als de planten weer sterk worden, zijn er bij de meeste Passiflora’s geen problemen met ongedierte meer. Behalve dan eventuele slakken of rupsen die de bladeren aanvreten. Dit is vervelend maar niet schadelijk voor de plant. Gelukkig vliegen er in de zomer genoeg natuurlijke vijanden zoals sluipwespen.


Zaaien

Voor goede resultaten moeten vruchten goed uitgerijpt zijn (3-4 mnd). Sommige passievruchten verkleuren als ze rijp zijn (o.a. P. morifolia en P. edulis). Andere worden zacht (b.v. P. cinnabarina) of barsten aan de onderkant open (P. rubra, P. capsularis).
Het meeste succes geeft het zaaien van vers zaad, dus vers uit de vrucht. Hierbij hoeft het vruchtvlees niet per se verwijderd te worden. Zelfs als er een beetje schimmelvorming komt is dat geen bezwaar, dit gebeurt in de natuur ook. Gedroogde zaden dienen een nacht te weken. Hiervoor kunt u melk, passievruchtensap, sinaasappelsap, sterke thee of zelfs in verdund zuur of urine gebruiken. Met probbert het kiemen ook wel te bevorderen door beschadigen van de harde zaadhuid (scarificatie) bijvoorbeeld met schuurpapier. De kleine Passiflora zaden zijn hier echter niet zo geschikt voor. Weken in melk of sinaasappelsap geeft uitstekende resultaten, dus waarom zou u moeilijk doen. Overgebleven zaden, schoongewassen en gedroogd, kunt u koel bewaren in de koelkost. Zoals veel zaden van vermindert ook bij passiflora zaden na verloop van tijd de kiemkracht. De geleerden zijn het er nog niet over eens hoelang de zaden goed blijven. Ook hier zijn er verschillen tussen de verschillende soorten.
Ik geef ik de voorkeur aan een zaaigrond van cocopeat (grof gemalen schillen van de cocosnoot), vermengd met wat scherp zand. Het zand dient om beter kontakt tussen mengsel en wortels te krijgen.
De zaden moeten dienen iets afgedekt worden, met een laagje zo dik als het zaad zelf. De zaden moeten niet te dicht op elkaar worden geplaatst. Ik zet er 3 in een 5 cm potje. De kiemtijd varieert van een week tot enige maanden. Een kiemtijd van een jaar is geen uitzondering. Passiflorazaden zijn wat dat befreft onvoorspelbaar.
Vochtige lucht bevort de kieming. Plaats uw zaaipotjes dus in een plastic zak of in een plastic kweekkasje.


Behandeling van zaailingen

Heeft de zaailing in het kweekkasje eenmaal twee echte blaadjes gevormd (de zaadlobben tellen niet mee), dan regelmatig luchten om schimmel te voorkomen. In principe kan nu al opgepot worden in een iets grotere pot b.v. 10 cm (nog geen voeding). In elkaar gegroeide zaailingen aan de blaadjes voorzichtig uit eikaar trekken, en apart oppotten tezamen met de overblijvende zaaigrond waar later nog zaailingen uit op kunnen komen. Vervolgens iets koeler plaatsen om te snelle, maar zwakke groei door warmte wat te remmen. Dit is vooral belangrijk in de donkere maanden als er te weinig licht is voor krachtige groei.


Stekken

Doorgaans kunt u van de hele plant stekken snijden, zowel tussenstek als kopstek. Een uitzondering vormen de delen die teveel verhout zijn en een kopstek die te slap of te jong is. Een goede stek is stevig en heeft twee ogen of knopen. Snij de stek net onder het onderste oog schuin af, zodat u boven- en onderkant kunt onderscheiden.
Het is verstandig om de gesneden stekken eerst een nacht in koel water, evt. met een lichte oplossing voeding te bewaren, alvorens ze op te potten. Dit geeft de stek de kans om zoveel mogelijk water en voeding op te nemen via het blad.
Verwijder voor het oppotten schutblaadjes, ranken, bloemknoppen en onderste blad(eren), maar laat de bovenste bladeren zitten.
Zet de stek met een oog of knoop in de grond en met een oog boven de grond (met daarboven stengel van ± 3 cm). Als de stengel boven aan te ver (voorbij het oog) indroogt kan het ondergrondse oog ook nog voor uitlopers zorgen.
Een stek zonder oog in de grond kan ook, maar geeft minder kans op slagen. Eén blad aan het bovengrondse oog is voldoende.
Stekpoeder is prima maar niet noodzakelijk.
De opgepotte stek moet één keer door door nat worden gemaakt. De volgende 3 weken moet dan geen water meer worden gegeven.
Als op het snijvlak eenmaal callus (een soort plantaardig eelt) is gevormd ontwikkelen de wortels zich n.l. sneller en beter in droge , dan in natte grond omdat de wortels op zoek gaan naar water.
Beste stekgrond is cocopeat – omdat het goed vocht vasthoudt, schoon is (schimmelt en rot nauwelijks) en na uitdroging weer goed water opneemt (in tegenstelling tot turf).
Stekken liefst in een klein potje (± 5,5 cm) zetten zodat bij het oppotten de vaak tere wortels niet beschadigen.
De stekken in een kweekkasje of onder plastic plaatsen, zodat de lucht vochtig blijft en de stekken niet teveel water verliezen door verdamping.
De beste stekperiode is in het algemeen ‘s zomers, wanneer de moederplant het krachtigst is.
De stekken licht zetten maar schermen tegen te felle zon.
Stekken die nog niet goed geworteld zijn in ‘t donkere jaargetijde zullen vatbaar zijn voor schimmel.
Er zijn verschillende soorten die zich moeilijk door stek laten vermeerderen. Dit geldt voor P. umbilicata, P. incarnata en de Australische soorten P. herbertiana en cinnabarina en niet te vergeten de Passiflora’s uit de Astrophea-groep, de boom passiflora’s – deze soorten moeten gezaaid worden. P. incarnata sterft ‘s winters bovengronds volledig af. In het voorjaar loopt ze dan vanuit de wortel opnieuw uit. In ‘t vroege voorjaar is deze soort te vermeerderen door de wortels te delen, in stukjes van ± 10 cm lengte, liefst met een oog wat al aan het uitlopen is. Deze kunt u oppotten in potgrond met wat meer zand dan gebruikelijk. Bedek de stukjes met ± 1 cm grond en denk eraan om de reeds ontwikkelde ogen naar boven te richten.


Bestuiven

Er wordt vaak gevraagd hoe het komt dat er na een warme zomer zoveel vruchten aan de bekende P. caerulea hangen. Het antwoord is dat er door het mooie weer veel insekten zijn. Onze bijen, wespen en hommels zijn blijkbaar geschikt als bestuiver van deze passiebloem. In de streek waar hij van nature voorkomt heeft iedere soort Passiflora zijn eigen bestuiver. Belangrijke bestuivers zijn de kolibrie en de vieermuis. Door de kleur van de bloem, de hoogte van stampers en meeldraden en de tijd waarop de bloem open gaat passen de soorten zich aan hun bestuivers aan. Als je graag vruchten wilt hebben kan je natuurlijk met zelf met een penseeltje je bloemen bestuiven.

Een aantal Passiflora’s kan met hun eigen stuifmeel zaad en vruchten vormen (=zelfbestuivend). Dit zijn o.a. P. cinnabarina, P. herbertiana, P. gracilis, P. morifolia, P. capsularis. De meeste soorten zetten pas vrucht na kruisbestuiving. Hiervoor zijn verschillende klonen nodig, want bij deze soorten kunnen twee planten die van dezelfde ouder zijn gestekt ook geen vruchten en zaden maken. Kortom, de ouders moeten tot dezelfde soort behoren maar ze moeten geen ‘naaste familie van elkaar zijn’. Verschillende variëteiten van dezelfde soort, ook als ze zijn vermeerderd uit stek kunnen dus tot kruisbestuiving leiden. Sommige soorten zijn in het wild zo variabel dat de oorspronkelijke vorm moeilijk meer te achterhalen valt. Eenzelfde soort kan per streek sterk van uiterlijk verschillen. Zelfs uit één vrucht kunnen planten met verschillende bloemkleur en bladvorm voortkomen. Alleen vanuit stek kun je er zeker van zijn nakomelingen te kweken die identiek ziin aan de ouderplant.
Ook kunnen verschillende soorten elkaar bestuiven en vruchten en kiemkrachtige zaden produceren. Dat komt niet veel voor vanwege de verschillen in het gebied waar de soorten voorkomen, de bloeitijd en de bestuivers. Als het wel gebeurt is zo’n ‘natuurlijke kruising’ dan ook de nachtmerrie van iedere taxonomist.


Hybriden

Veel mensen zien een hybride als een kruising tussen twee nauw verwante soorten. Echter, als stuifmeel wordt overgebracht op een bloem van een geheel andere plant en wordt geaccepteerd zodat levensvatbaar zaad gevormd wordt, dan heeft er ook ‘hybridisatie’ piaatsgevonden. Soms worden de verschillen tussen planten door enthousiaste plantenkwekers opgemerkt en versterkt om de gewenste kenmerken van een soort te verbeteren. Officieel wordt de naam van een hybride altijd voorafgegaan door een x.
De eerste geregistreerde Passiflora hybride is de P. x Caeruleo-Racemosa (P. Caerulea x P. Racemoso) die in 1819 gekweekt werd door Milne uit Furham – Engeland. De verschillende vormen uit deze kruising zijn nog steeds populair.
P. Caerulea heeft meer dan welke soort dan ook ten grondslag gelegen aan succesvolle hybriden. Het is een goede soort als moeder- en als vaderplant, denk alleen al aan de winterharde eigenschap.
De techniek van het kruisen is niet ingewikkeld of moeilijk. U kunt zelf proberen om met een penseel wat stuifmeel van de ene bloem op de stampers van de bloem van een andere soort. Het gaat alleen bij droog weer, omdat het stuifmeel anders niet vrijkomt uit de meeldraden. Het is bovendien lang niet zeker dat het stuifmeel geaccepteerd wordt. Wanneer het wel gelukt is blijft het een spannend moment wanneer de eerste bloem van de nieuwe kruising opengaat!
Het feit dat de verschillende soorten op verschillende tijdstippen van de dag en in het jaar bloeien beperkt de mogelijkheden natuurlijk want stuifmeel is maar beperkt houdbaar.
Het is mogeliik dat een nieuwe kruising steriel is (b.v. Alato-Caerulea ‘Belotii’ of K. Eugenie).
Er worden dan helemaal geen vruchten gevormd of de vruchten bevatten geen zaden.
Ik blijf graag op de hoogte van uw experimenten.


Passievruchten

Wanneer een passiebloem is bestoven zal na een week de gevormde vrucht zichtbaar worden en vrij snel uitgroeien tot z’n uiteindelijke formaat. Het rijpen kan echter nog enige maanden in beslag nemen. Bij veel soorten zal aan het eind van dit proces de vrucht verkleuren en dan afvallen. De eetbare soorten zullen nu nog wat zuur smaken. Tegen de tijd dat ze wat gaan inschrompelen zijn ze het best op smaak.
Vrijwel alle passievruchten zijn eetbaar zoals ook de vruchten van onze bekende P. caerulea. Helaas is eetbaar niet hetzelfde als lekker! Er zit maar weinig smaak aan deze oranje vrucht.
Bekende soorten die vanwege de eetbare vruchten worden gekweekt zijn: P. edulis (paarse en gele), P. quadrangularis (de oorspronkeliike soort heeft vruchten zo groot als een meloen, 30 cm, bekend in Indonesië), P. mollissima (uit de Tacsonia-groep met een vrucht in de vorm van een banaan, veel gekweekt in Colombia).
Overigens benoemt men in de landen van oorsprong niet de verschillende soorten passiebloemen maar de vruchten. De vruchtennaam wordt vaak gevolgd door het gebied waar hij gekweekt wordt of groeit (6.v. Granadilla del Monte, Maracuja, Tacso, Markoeso, Curuba etc.).
U kunt Passiflora’s goed als kuipplant kweken en ze ’s zomers buiten plaatsen. Maar om er vruchten van te oogsten vereist een mooie, maar vooral range zomer, anders moeten de vruchten in een serre of kas nog uitrijpen.